Ooit was Guadix het armste gedeelte van de armste regio in Spanje. Nu is dit Andalusische stadje een magneet voor gepensioneerden en digital nomads. Wat hen aantrekt: je kunt er wonen in een grot.
Paul Robert
“Of ik Arabisch ben? Ja, ik ben Arabisch. Kijk maar naar mijn neus.” De kleine vrouw heft haar kin naar de zon, zodat ik haar uitgesproken profiel kan bestuderen. Ze lacht hardop als ze zich weer naar me omdraait met haar donker omlijnde ogen, wilde krullen en een amberkleurige huid die haar afkomst verraadt. Maar ze heet geen Fatima of Jamila, haar naam is Silvia. En ze woont in een grot in Spanje.
Silvia is geboren in een grot, eentje die erg lijkt op de grot die ze me eerder vanmorgen liet zien, toen we elkaar ontmoetten op een stoffige heuvel net buiten het stadje Guadix. Guadix ligt 50 kilometer ten noordoosten van Granada, in Andalusië, de zuidelijkste van Spanjes 17 autonome regio’s. De grot die ze die ochtend liet zien, was ondiep, met kleine kamers, een oven en oud houten meubilair. “Kijk”, zei ze, wijzend naar de roetzwarte oven in de kleine achterkamer. “Zo was het ook in de grot van mijn oma.” Haar grootmoeder, moeder van zeven kinderen, was eigenaresse van een bakkerij en had een winkeltje in haar grot.
Nu, een uur later, staan we op een uitzichtpunt in de buitenwijken van Guadix, een stad met 18.000 inwoners met huizen in het centrum én meer dan 2.000 bewoonde grotten eromheen. In Guadix staat een enorm Moors fort uit de 11de eeuw, het Alcazaba, dat uitkijkt op de oude stad vanaf een heuvel in het centrum. Toen het fort gebouwd werd, maakte Guadix deel uit van het koninkrijk Granada, het laatste overblijfsel van wat sinds de Moorse verovering in de 8e eeuw het Kalifaat van het Westen was.
Toen de noordelijke katholieke legers van koning Ferdinand en koningin Isabella het laatste Moorse koninkrijk in het zuiden van het Iberische schiereiland in 1489 versloegen, werd de binnenstad herbevolkt met christenen uit het noorden. De inwoners die joods of moslim waren, werden van het centrum naar de buitenwijken verdreven – waar ze de keus kregen zich te bekeren of om te vertrekken.
“Vóór de katholieke verovering gebruikten mensen grotten voor hun dieren en voor het bewaren van gereedschap”, vertelt Silvia. “Maar toen moslims de stad uit werden gejaagd en naar de heuvels gedreven, vonden ze onderdak bij hun dieren. Daarom leven ze nog steeds in grotten.”
“Betekent dat dat je…”, begin ik.
“…of ik Arabisch ben? Ja….”
UNESCO-werelderfgoed
Eeuwenlang behoorden Guadix en omliggende dorpen tot het armste en meest achtergebleven gebied van Andalusië. Mensen leefden van het dorre land, met hun varkens en geiten, en ze maakten bakstenen en aardewerk van de klei die ze oogstten bij het uitgraven van hun onderkomen.
“Alles hier bestaat uit klei”, legt Silvia uit. De omgeving maakt deel uit van een groter geologisch gebied van rivierbeddingen die gedurende de laatste half miljoen jaar geërodeerd zijn. Het kleisediment bleef achter en erodeerde geleidelijk in een landschap van onvruchtbare grond, wat het perfecte decor opleverde voor vele westerns die in deze regio werden opgenomen. Het gebied heet nu het Granada Geopark en is uitgeroepen tot UNESCO aardkundig Erfgoed.
De kleigrond in de heuvels kan makkelijk worden weggebeiteld om kamers te creëren – dat wordt meteen duidelijk als je deze perfect gewelfde ondergrondse onderkomens binnengaat. De muren en plafonds zijn bedekt met duizenden parallelle richels, allemaal zo’n 15 centimeter lang, waar de klei met een hamer werd weggehaald. Kleiproducten en houten landbouwwerktuigen sieren nu het lokale grotmuseum, dat laat zien hoe mensen hier leefden en wat ze produceerden. De dieren die bewoners in hun bezit hadden, werden in een stalruimte achterin de grot gehouden. Sanitaire voorzieningen bestonden niet. Er was alleen een schoorsteen die boven de grot uitstak.
De grot waarin Silvia opgroeide, had een woonkamer, een slaapkamer en een kamer voor Silvia en haar twee zussen. “We kregen een broertje, en die kon natuurlijk niet bij zijn zussen slapen”, lacht ze. “Mijn vader groef gewoon nog een kamer uit.”
Het zijn dit soort gebeurtenissen die Silvia herinneren aan haar gelukkige jeugd. Ze vertelt de gekste verhalen met een grote glimlach. “We hadden een boerenerf, waar de kippen zaten. Maar we hadden ook een kalkoen. Ik haatte dat beest en durfde niet naar buiten, want hij rende altijd naar me toe zodra ik voet op het erf zette. Dan rende ik huilend naar mijn moeder, die zei dat ik gewoon terug moest gaan en de kalkoen met een stok op z’n kop moest slaan. Dat deed zij ook altijd.”
Dicht bij de natuur
De jaren 60 en 70 van de vorige eeuw waren zware tijden. Spanje was nog steeds een militaire dictatuur onder generaal Francisco Franco, die aan de macht was sinds het einde van de Spaanse burgeroorlog in 1939. Andalusië was het armste gedeelte van het land dat in die tijd bekend stond als ‘de arme man van Europa.’
Zoals alle goede ouders wilden ook Silvia’s vader en moeder het beste voor hun kinderen, en ze spaarden wat ze konden om de kinderen naar school te sturen. “Ze wilden een beter leven voor ons, in een huis”, aldus Silvia.
Hoe het is om in een huis te wonen, ervoer Silvia toen ze naar Londen verhuisde om Engels te studeren, en later toen ze in Granada woonde waar ze aan de universiteit studeerde. Ze besloot dat ze terug wilde, om de regio waar ze geboren werd te helpen ontwikkelen. Ze ontmoette José Miguel Rabaneda, een jonge dierenarts die ook besloten had terug te keren naar zijn geboortestreek. “We spaarden net zolang tot we eindelijk een heuvel konden kopen, en we startten met graven”, zegt Silvia die nu 54 is, Engelse les geeft en werkt voor lokale organisaties die zich bezighouden met de sociaal-economische ontwikkeling van de regio. Zij en José hebben nu een moderne grotwoning. “Onze manier van leven staat heel dicht bij de natuur”, zegt Silvia, “maar we leven ook heel duurzaam, als je denkt aan klimaatverandering. Binnen is het altijd tussen de 18 en 22 graden, zomer en winter.”
“Er is nóg een voordeel”, voegt ze eraan toe met alweer zo’n brede lach. “Wifi dringt niet door de muren heen, dus de kinderen kunnen hun telefoons alleen in de woonkamer gebruiken.”
Van het elektriciteitsnet af
De tijd dat iedereen uit de omgeving hoopte op een dag te vertrekken, zijn voorbij. “Voor elk huis dat we in de buurt verkopen, verkopen we vijf grotten”, zegt Ailis Hannaford, een Britse makelaar die zelf al meer dan 20 jaar in een grot woont. De ontwikkeling van moderne grotwoningen, met alle voorzieningen die nu gebruikelijk zijn, is gestart rond de eeuwwisseling toen de grotten werden ontdekt door toeristen die op zoek waren naar een betaalbaar vakantiehuis. “Eerst kwamen de Fransen, Britten, Nederlanders en Belgen”, zegt ze. De COVID-pandemie zorgen voor een verandering in de markt. “Veel grotten zijn van de markt gehaald door Spaanse eigenaren, die in Madrid en andere steden wonen. Zij zaten door lockdowns noodgedwongen twee jaar binnen, en velen van hen hebben daardoor besloten de grotwoning die zij van hun ouders of grootouders hebben geërfd, in eigen bezit te houden.”
Nu online werken – gewoon vanuit je eigen huis – technisch prima mogelijk is en het bovendien duidelijk is dat thuiswerken een efficiënte manier is om werk en privé te combineren, vertrekken steeds meer mensen uit de stad. “Sommigen”, zegt Ailis, “willen van het elektriciteitsnet af om zelfvoorzienend te worden met zonnepanelen voor stroom en een eigen bron voor water.”
De grotten zijn nu zó populair dat er geen nieuwe woningen uitgegraven mogen worden. Wie nu een grotwoning wil, zal er dus een moeten kopen. Lokale makelaars bieden ze aan vanaf 40.000 euro voor een simpele grot. Nieuwe eigenaren mogen uitbreiden en moderniseren, mits het om een grot gaat die eerder al bewoond werd. “Er moet een schoorsteen op de grot staan”, zegt Ailis. Na modernisering lopen de prijzen op tot een kwart miljoen euro.
Die high-end grotten zijn moeilijk te herkennen als grotwoningen, met hun witgekalkte gevels en auto’s die buiten geparkeerd staan. Alleen de schoorstenen die vanuit de grond omhoog steken vanachter de gevels, verraden hun ‘ondergrondse’ komaf.
Later die dag, na een urenlange rit door het ongelofelijke landschap, ontmoet ik Silvia opnieuw, nu in het gezelschap van haar man José. Bij een diner met wijn vertellen ze me meer over hoeveel er hier is veranderd sinds het einde van de dictatuur. José, die uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar een speciaal ras van half-wilde geiten dat in dit gebied leeft, vat het perfect samen als hij me vertelt hoe zijn werk is veranderd. “Toen ik 30 jaar geleden begon, was ik 80 procent van mijn tijd op boerderijen om boerderijdieren te behandelen”, zegt hij en voegt daaraan toe: “Nu besteed ik 80 procent van mijn tijd in de kliniek, waar ik huisdieren behandel. Honden en katten. En zelfs konijnen.”