Alleen tegen de dictatuur

Maung Phoe, een tegenstander van de militaire junta van Myanmar, zat in 2021 opgesloten in de beruchte Insein-gevangenis. Ondanks het risico tekende hij in het geheim zijn medegevangenen.

Lucien Lung

uit  M, het magazine van Le Monde

De laatste zonnestralen schijnen op de buitenwijken van de Thaise stad Mae Sot, een paar kilometer van de grens met Myanmar. Zwerfhonden liggen te slapen op straat, verlamd door de hitte. Hier, in een huis op palen achter een paar kokospalmen, hebben autodidact kunstenaar Maung Phoe – zijn artiestennaam – zijn vrouw Zar en hun zoon van 16 enige rust gevonden. Ze wonen nu – anoniem – ver van de burgeroorlog in Myanmar, dat sinds de staatsgreep door het leger, nu bijna drie jaar geleden, wordt verscheurd door geweld.

De vijftiger en zijn vrouw werden gearresteerd, beschuldigd van revolutionaire politieke activiteiten en zes maanden gevangengezet in de beruchte Insein-gevangenis in Yangon (vroeger Rangoon genoemd), de voormalige hoofdstad van Myanmar.

Zittend op de kale vloer van de enige lege kamer van hun huis, slaat Maung Phoe voorzichtig de plastic hoezen om in de groene klapper waarin hij de schatten bewaart die hij uit zijn cel heeft meegesmokkeld. In de hoezen zitten tekeningen, aantekeningen, schetsjes met blauwe ballpoint, die hij tijdens zijn gevangenschap in het geheim heeft gemaakt. Portretten en taferelen uit het dagelijks leven, op piepkleine stukjes papier, de verpakking van koffie en instant-noedels, een snipper karton en de achterkant van gevangenisrapporten.

Het zijn kwetsbare en verboden bewijzen, waardoor hij in het voorjaar van 2022 was gedwongen zijn land te ontvluchten. Tegenwoordig vormen de tekeningen van Maung Phoe een zeldzame en kostbare getuigenis, een kroniek van de verschrikkelijke levensomstandigheden van degenen die zich tegen de junta verzetten.

Op een vergeeld stuk papier met duidelijke vouwen zie je de contouren van mannen die in vier rijen op de grond liggen, hoofd tegen hoofd, een wirwar van lichamen en kleding. “Dat waren de eerste dagen”, zegt Maung Phoe. “We lagen tegen elkaar aan geplakt, in de vochtige hitte. Er waren 470 gevangenen in een ruimte die bestemd was voor maar 150. Na een dag of tien werd een aantal van ons overgebracht naar het oude meditatiecentrum van de gevangenis, dat dienst deed als cel.”

In de eerste dagen van februari 2021 was Myanmar verbijsterd door de terugkeer van de militairen op het politieke toneel. Het was het einde van een voorzichtig democratisch intermezzo van tien jaar. De verpletterende overwinning van de Nationale Liga voor Democratie (NLD), de partij van Aung San Suu Kyi, tijdens de verkiezingen van november 2020, was de laatste druppel voor een bewind dat zijn economische en politieke belangen veilig wilde stellen. De 78-jarige oppositieleidster zit nu een gevangenisstraf van 33 jaar uit. Haar partij is in maart 2023 opgeheven.

Na de eerste schok kwam het land in opstand, in de grote steden begonnen de demonstraties, het begin van de revolutie. Maung Phoe en zijn vrouw, die al decennia in Yangon woonden, stortten zich met hart en ziel in de jonge oppositiebeweging. “Er was een elan en een energie … we dachten dat alles mogelijk was.” Omdat hij behoort tot een generatie die voorgaande autocratische regimes heeft meegemaakt, was Maung Phoe op zijn hoede voor de ‘dalan’, de gevreesde informanten die overal zijn en op wie de junta vertrouwt om alle dissidente bewegingen te onderdrukken.

Helaas was voorzichtigheid niet genoeg. In dit klimaat van politieke wanorde kon de minste wrok leiden tot verdachtmakingen. Na een woordenwisseling met de buurtleider werd het huis van het gezin van Maung Phoe in de avond van 7 april 2021 doorzocht door de veiligheidsdienst. Toen de politie daarbij gasmaskers ontdekte, die vaak werden gebruikt door demonstranten, en verstopte NLD-pamfletten, werden ze eerst afgeranseld en vervolgens gearresteerd.

Vader, moeder en zoon werden meegenomen naar het politiebureau en aangeklaagd op grond van artikel 505.a van het wetboek van strafrecht, wegens ‘de verspreiding van valse informatie en steun aan een rebellenbeweging’ – een overblijfsel uit de Britse koloniale tijd dat de junta vaak gebruikt om tegenstanders op te sluiten.

Hun zoon ontsnapte aan gevangenisstraf – in ruil voor 500.000 kyat (ongeveer €220) aan steekpenningen en een smartphone die, omdat hij is ingepikt, niet zal voorkomen op de lijst van spullen die in hun huis in beslag werden genomen. Maung Phoe en zijn vrouw werden naar de Insein-gevangenis gebracht, ten noorden van Yangon, een sinister, cirkelvormig gebouwencomplex dat in 1887 door de Britten werd gebouwd. De zestien gevangenisvleugels lopen in een stervorm vanuit een centrale toren die boven de muren uitsteekt.

Ze werden twee van de ruim 25.000 mensen die volgens de Assistance Association for Political Prisoners (AAPP) sinds het begin van de demonstraties tegen het regime zijn gearresteerd.

“De eerste dagen in de gevangenis waren een schok”, zegt Maung Phoe. “Ik zei tegen mezelf dat ik een manier moest vinden om bewijzen te verzamelen.” Papier en schrijfwaren waren in de gevangenis streng verboden en schaars; je moest slim zijn of de juiste mensen kennen om ze te pakken te krijgen. Op een ochtend, toen hij zijn kom rijstsoep ging halen, zag Maung Phoe een man aan een tafel zitten die een woord op een stuk papier krabbelde. Deze gevangene had een paar ballpoints weten te bemachtigen!

“Ik ging naar hem toe en vroeg of hij me de pen die hij niet gebruikte kon uitlenen.” Daarna verzamelde Maung Phoe wanneer hij maar kon verpakkingen en karton en bewaarde elk stukje papier dat hij vond. Papier in goede staat gebruikte hij voor tekeningen, andere stukjes voor zijn dagboek. Zijn medegevangenen die bij de administratie werkten en in de buurt kwamen van prullenbakken, werden zijn leveranciers.

Op de achterkant van een van de schetsen staat een fragment van een rapport over maatregelen tegen COVID-19 in de gevangenis. “Dat was onzin”, lacht Maung Phoe. “Er waren geen maatregelen, en geen artsen, het waren de medische studenten in de gevangenis die deden wat ze konden.” Maung Phoe kreeg al snel de bijnaam ‘De Kunstenaar’ en werd de schepper van een portrettengalerij van de kleine samenleving van Insein, bestaande uit jong en oud, mensen van alle minderheden en etnische achtergronden – Bamar, Shan, Karen – en van verschillende politieke overtuigingen, allemaal toegewijd aan de revolutie.

“In de gevangenis zijn mensen niet geïnteresseerd in iemand die geen macht heeft”, legt de kunstenaar uit, “dus gebruikte ik mijn kunst als een middel om met anderen te praten”.

“Hij was toen een erg drukbezet man”, lacht Myo Thura, een 23-jarige student die tegelijk met Maung Phoe gevangen zat en in oktober 2021 werd vrijgelaten. “Zodra de deuren opengingen, liep Maung Phoe rond en maakte met iedereen een praatje. Mensen kwamen naar hem toe en vroegen of hij hen wilde tekenen.”

Als tekenaar had hij zoveel succes – als remedie tegen de verveling van gevangenschap en als luisterend oor voor mensen in geestelijke nood – dat hij iedereen vroeg om zelf een stuk papier te vinden waarop hij zijn portret kon tekenen. In totaal maakte Maung Phoe bijna 200 portretten.

In Insein regen de dagen zich aaneen. “We waren net robots, we deden steeds hetzelfde, binnen dezelfde muren”, herinnert MyoThura zich. Om 4 uur ‘s ochtends opstaan, onder voortdurende scheldpartijen van de bewakers, dan gebed en om 5 uur appèl. Het handjevol islamitische gevangenen mocht bidden in een hoekje van de cel, maar de meeste gevangenen waren boeddhisten – zoals 90 procent van de Myanmarezen – en moesten ochtendrituelen bijwonen en religieuze teksten bestuderen. Iedere dag moesten ze de 18 gevangenisregels voorlezen.

Ze zaten met 135 man opgesloten in één ruimte, waarvan de deuren tijdelijk werd geopend – ’s morgens drie uur, ’s middags twee uur. Dan mocht iedereen eruit om de drie dagelijkse maaltijden te gaan halen, elke dag dezelfde kom rijstsoep – ‘verschrikkelijk’, zegt Maung Phoe – met twee keer per week een beetje vlees erin. Dat was ook het moment waarop de dwangarbeiders naar hun werkplek gingen: de moestuin, de timmerwerkplaats, de smederij of het atelier waar de blauwe gevangenispakken werden gemaakt.

Voor de anderen, die hun proces afwachtten, bestond de dag uit nietsdoen, discussiëren in kleine groepjes of het lezen van het enige boek dat ze om de week kregen.

Maung Phoe wist dat tekenen gold als subversieve daad en dat het bewaren van zijn schetsen niet zonder risico was. Sommige bewakers knepen een oogje toe in ruil voor een tekening van zichzelf, maar hij moest oppassen voor andere bewakers die tijdens een verrassingsdoorzoeking zijn tekeningen zouden kunnen vinden.

“Als iemands iets deed dat als verwerpelijk gold, namen de bewakers hem mee naar een kamer in het centrale gevangenisgebouw en sloegen ze hem één voor één in elkaar”, vertelt Myo Thura.

Tekeningen van de structuur van het gevangeniscomplex stonden gelijk aan spionage; de dader liep het risico op een afranseling, waarna hij werd overgebracht naar een andere cel. Voor de bewakers was dat een manier om de weinige contacten en gewoonten te vernietigen die een gevangene kon opbouwen. Om te voorkomen dat hij werd geïdentificeerd, verborg Maung Phoe de tekeningen ver van zijn slaapplaats. Als ze werden ontdekt, zouden ze zeker worden vernietigd, maar omdat hij anoniem bleef, was hij veilig. Hij deed nog meer: om de twee weken gaf hij de bewakers smeergeld, opdat ze zijn werk aan zijn naaste familie buiten de gevangenis zouden geven.

“Deze kostte me drie dagen om te tekenen”, herinnert Maung Phoe zich, terwijl hij een stuk gescheurd karton openvouwt. Figuren in het blauw, mannen die in een rij aan twee kanten van een bak met water staan. Sommigen wassen zichzelf, anderen wassen hun longyi, het traditionele Myanmarese gewaad. Op de achtergrond staat een grote banyan-boom met daarvoor het houten gevangeniskantoor.

“Ik moest heimelijk tekenen, daarom heb ik over deze zo lang gedaan”, vertelt Maung Phoe. We moesten ons wassen in groepjes, naast de bak water stond een bewaker met een stok, die instructies gaf in een, laten we zeggen, straf ritme. Wie zich niet hield aan de instructie kreeg een klap.” Er was een strikt protocol: iedereen mocht twintig keer water uit de bak scheppen. De meest gelukkigen hadden een emmertje kunnen kopen in de gevangeniswinkel, de anderen moesten het doen met een gewoon glas.

Zar, die naast haar man zit, glimlacht. “In de vrouwengevangenis was het heel anders. We zaten met 240 vrouwen in een ruimte die net zo groot was als van de mannen, maar met stapelbedden. Bijna alle gevangenen waren politieke activisten.”

Maung Phoe zegt: “In onze gevangenis zaten er alles bij elkaar misschien vier criminelen. Ik zeg niet dat alle anderen bij de oppositie hoorden, maar iedereen werd, in verschillende mate, beschuldigd van ‘revolutionaire activiteiten’”. Onder hen was Aung Hpone Maw (22), een studentenleider van de universiteit van Yangon die sinds maart 2021 gevangen zat; zijn portret zit in de klapper.

De student, die net is vrijgelaten en in Mae Sot is aangekomen, doet aan het gesprek mee via een videoverbinding. Op het beeldscherm heeft hij een vermoeid gezicht, getekend door een infectie die hij in de gevangenis heeft opgelopen. Hij verblijft in een van de vele schuilplaatsen in Thailand voor Myanmarese activisten. Hij neemt een paar pillen tegen zijn infectie en vertelt. “Ik heb Maung Phoe leren kennen toen ik na mijn opsluiting in een isoleercel naar zijn gevangenis werd overgebracht. Ik was zwijgzaam en praatte in de gevangenis niet graag met anderen. Hij was juist heel spraakzaam.”

Aung Hpone Maw zat bijna twee jaar gevangen in zo’n tien verschillende gevangenissen. “Insein is zonder enige twijfel de meest gewelddadige”, zegt hij. “Het gevangenissysteem in Myanmar is gebaseerd op wreedheid en op controle op het dagelijks leven door de gevangenen zelf. De gevangenis benoemt in ieder cellenblok een van de gevangenen tot hoofdverantwoordelijke, doorgaans iemand die daarvoor heeft betaald, en twee anderen, die zijn belast met de dagelijkse gang van zaken en handhaving van discipline. Zij bewaren de orde in ruil voor een aantal privileges.” Zo krijgen de blokhoofden beter eten en betere slaapplaatsen en mogen ze vrij rondlopen door het gevangeniscomplex.

De corruptie in de gevangenis is endemisch, net zoals binnen het staatsapparaat. Geld is officieel verboden, maar circuleert vrijelijk; de bewakers toucheren 20 procent van iedere kyat die ze binnenlaten. Want bij de leiding van de gevangenis is alles te koop. Een bed bij het raam: 100.000 kyat (een kleine 50 euro). De latrines niet hoeven schoonmaken: 400.000 kyat (ongeveer 180 euro). Zelfs een schaakspel, een schamel tijdverdrijf, is alleen verkrijgbaar dankzij deze corrupte medewerkers.

Oktober 2021. Er waren zes maanden verstreken en Maung Phoe en Zar stonden voor het eerst in het kantoor van de rechter. Die zei, zonder verdere toelichting, dat ze niet langer werden vervolgd. Later hoorden ze dat de wapenfeiten van Zars vader en grootvader, beiden gerenommeerde militairen in voorgaande militaire regeringen, en een brief waarin haar moeder om clementie had gevraagd, de redenen waren voor hun vrijlating. Voordat ze konden vertrekken volgde er echter nog een race tegen de klok om de tekeningen mee te kunnen smokkelen.

Maung Phoe haalde een kartonnen doos tevoorschijn die hij had verstopt, haalde de dubbele wanden uit elkaar en sneed voorzichtig een dubbele bodem uit om de tekeningen te verbergen en lijmde toen alles weer dicht met rijstpap. Op 12 oktober liep hij met zijn doos – hij had voor elkaar gekregen dat hij die mee mocht nemen om zijn bezittingen in te doen – door de veiligheidscontrole en de gevangenispoort uit. “Eerlijk gezegd vond ik die tekeningen die hij van me had gemaakt niet zo mooi”, zegt Aung Hpone Maw. “Maar de moed die hij opbracht om zijn tekeningen mee te nemen is indrukwekkend!”

Hij pakte zijn normale leven weer op, maar Yangon was zijn levendigheid kwijt. De straten waren verlaten, de scholen gesloten en overal waren militairen. Zar, die directeur was van een bedrijf dat gedroogde levensmiddelen exporteerde, was haar baan kwijt. Om te overleven, investeerde het echtpaar in het bedrijf van een rijstproducent, in ruil voor een deel van de opbrengst uit de verkoop. Het was niet veel, maar ze konden ervan leven. Ze beseften dat ze geluk hadden gehad en hielden zich gedeisd.

Op de ochtend van 7 april 2022, een jaar na hun arrestatie, publiceerde persbureau Reuters een verhaal over ‘de moeilijke omstandigheden in de gevangenissen in Myanmar’.

Het verhaal was geïllustreerd met de tekeningen van Maung Phoe. Een jonge activiste die hen thuis had opgezocht had een paar foto’s van de tekeningen gemaakt en die opgestuurd naar het persbureau. Maung Phoe was akkoord gegaan zonder aan de gevolgen te denken en besefte al snel dat hij een fout had gemaakt. De gepubliceerde tekeningen waren gesigneerd. Van vrienden die nog steeds gevangen zaten, hoorde hij dat de inlichtingendiensten op zoek waren naar de maker. Zijn voormalige bewakers in de gevangenis werden verhoord. Hij moest vluchten.

Diezelfde week vluchtten Maung Phoe, Zar en hun zoon weg uit Yangon, naar Thailand. Deze keer verborgen ze de tekeningen in een olieverfschilderij, een zonsondergang boven de bergen van Myanmar. Bij de talrijke controleposten die ze moesten passeren, zei hij dat hij vreselijk aan het schilderij was gehecht. “Het schilderij was niet eens van mij”, lacht hij.

Tegenwoordig geniet een Myanmarese kunstenaar met lachende ogen in zijn huisje op palen in Mae Sot nog steeds van de poets die hij de militairen die zijn land regeren heeft gebakken.