EEN PAASVISIOEN
HET LOOPT TEGEN MIDDERNACHT OP PAASAVOND. AL DRIE UUR LUISTER IK NU NAAR HET GEZANG EN DE MONOTONE BIJBELLEZING DOOR DE MONNIKEN IN DE KERK VAN HET 10DE-EEUWSE KLOOSTER IVIRON OP ATHOS IN GRIEKENLAND.
TEKST EN FOTOGRAFIE: PAUL ROBERT
IK BEN HIER IN OPDRACHT van een reistijdschrift. Ik ben zelf niet godsdienstig en ook niet godsdienstig opgevoed. De wereld van kerken en gebed en het concept van een bovennatuurlijke schepper zijn mij totaal vreemd. Maar deze autonome gemeenschap van monniken in het noorden van Griekenland fascineert me. Ik ben hier al vier keer eerder geweest. Dit keer heb ik toestemming gevraagd en gekregen om de paasviering bij te wonen, de belangrijkste gebeurtenis in de monastieke kalender.
Maar na drie uur gaans in deze marathonsessie van gebed en gezang die acht uur zal duren, ben ik stijf, koud en gefrustreerd. Kon ik maar die donkere kerk in om foto’s te maken van de monniken met hun zwarte gewaden en witte baarden. Maar voor het begin van de dienst is mij duidelijk gemaakt dat dat niet mogelijk is. Ik moet in het voorportaal blijven, met de andere gasten, bewaakt door een oudere monnik die bij elk geluid dat door een leek gemaakt wordt waarschuwsschoten afvuurt met zijn ogen.
Er zitten hier vijf of zes pelgrims uit Griekenland en Rusland. En er zijn twee Duitse collega’s met een Griekse cameraman die werken aan een televisiedocumentaire. Wij journalisten logeren bij monnik Epiphanios, die woont in een schitterende, middeleeuwse toren een paar kilometer verderop aan de kust. Hij maakt daar wijn voor de kloosters en kerken op en buiten Athos. Zijn monniksnaam verwijst naar de epifanie, het moment van goddelijk inzicht en bekering van de apostel Paulus tot het christendom, op de weg naar Damascus. Epiphanios kreeg die naam van de monnik die hem als novice begeleidde, omdat hij paste bij zijn verhaal en persoon.
TOEN DE DIENST BEGON om 8 uur ‘s avonds legde ik mij neer bij mijn lot en besloot er maar het beste van te maken tot middernacht. Op dat moment zou de viering zich verplaatsen naar het kloosterplein en daar zou ik eindelijk, bij kaarslicht, mogen doen waar ik voor gekomen was, mits ik geen flitser gebruikte.
Omdat de religieuze ervaring niet aan mij besteed was, besloot ik mijn tijd te gebruiken om te mediteren en mee te drijven op de lange, rustgevende tonen van het gezang. Ik zou het doen alsof ik een berg beklom, stap voor stap en rustig ademend.
Ik koos een plek uit naast de hoofd-
ingang, vanwaar ik een deel kon zien van wat zich afspeelde in de met kaarsen verlichte kerk met haar schitterende met bladgoud beklede iconenwand die de kerk afscheidde van de ruimte waar alleen priesters mogen komen. Ik zag de monniken in hun hoge bidstoelen, met de halve zittingen die niet ontworpen waren voor comfort, maar om in te leunen tijdens de vele uren van gebed die de kern vormen van het monniksbestaan. Tijdens een eerder bezoek had ik gezien hoe oudere monniken in die gebedsstoelen in diepe slaap leken te verkeren. Een monnik die ik ernaar vroeg zei: “Dat geeft niet, want wij bidden 24 uur per dag, als we werken, als we eten en zelfs als we slapen.”
Af en toe werd het stilleven voor me doorbroken door een priester die de ronde maakte, zwaaiend met een wierookbrander, waarbij hij sporen achterliet van doordringende en teisterend fotogenieke rook.
MIJN VOORNEMEN om hier de lange nacht te blijven, sneuvelde na 90 minuten. Stilletjes stond ik op en glipte naar buiten om mijn benen te strekken en mijn longen te ontdoen van wierook. Het was aardedonker. Voor me rezen de eeuwenoude muren van het klooster hoog op tegen de heldere sterrenhemel.
Rustig liep ik rond de binnenplaats. Buiten de poort zag ik een sigaret opgloeien. Ik liep erheen en herkende de Griekse cameraman. Wij hadden elkaar al gesproken bij Epiphanios. Fluisterend in de nacht zetten we een eerder gesprek voort over het lot van het Griekse volk in de eurocrisis. Een sigaret later gingen we weer naar binnen.
NU, WEER 90 MINUTEN LATER, zie ik de cameraman opstaan van de bank om weer te gaan roken. In het voorbijgaan kijkt hij me aan en gebaart met zijn hoofd. Mijn benen en achterwerk zijn dankbaar als ik hem volg. We lopen de poort weer uit en staan buiten onder de sterren, waar het geluid van de zingende monniken wordt verdrongen door de kalme branding van de Middellandse Zee.
“Het is hier echt betoverend mooi, vind je niet?” zeg ik, in de hoop dat ik een nieuw gesprek over politiek kan voorkomen.
“Ja”, antwoordt hij. “Ik ben communist. Ik geloof niet in God, maar deze berg heeft iets bijzonders. Het zit hier in de lucht.”
Ik knik. De monniken zouden het beschrijven als de aanwezigheid van God. Voor mij is het de totale afwezigheid van de materiële wereld. We praten over andere kloosters die we bezocht hebben en vertellen elkaar over monniken die we ontmoetten.
Dan zegt hij: “Deze berg was al een heilige plek lang voor de eerste monniken hier in de vroege middeleeuwen kwamen. De oude Grieken hadden hier tempels. Kun je je voorstellen hoe hun rituelen leken op wat hier nu gebeurt?”
Terug in de kerk neem ik mijn plaats weer in en denk na over die analogie. De monniken op Athos hebben een absoluut geloof. Er is niets symbolisch aan hun godheid of hun heiligen. God, Christus, Maria en hun bonte verzameling heiligen zijn zo echt als de ongemakkelijke stoelen waarin ze hen aanbidden. Ze geloven in wonderen en visioenen. Het is een leefwereld verwijderd van het meer abstracte geloof dat ik ken uit mijn eigen liberale omgeving en waar ik mij met minder moeite iets bij kan voorstellen dan bij dit mystieke geloof.
Deze paasviering heeft inderdaad veel van een lenteritueel. Pasen volgt op een periode van vasten waarin de monniken strikt vegetarisch en uiterst sober eten, zoals dat in werkelijkheid zou gebeuren aan het eind van de winter in een agrarische maatschappij of bij natuurvolken. En dat het verhaal van de wederopstanding een aangepaste versie is, of samengevoegd met voorchristelijke voorjaarsvieringen is natuurlijk geen revolutionaire gedachte. Onze seculiere paastradities met gekleurde eieren en bloemstukjes getuigen daarvan.
OM MIDDERNACHT PRECIES staat een van de monniken in de kerk op en begint de vele kaarsen die het tafereel verlichten te doven.
Als er nog een enkele kaars over is en de kerk totaal is verduisterd, sterft het gezang. Een tijd lang, minutenlang, misschien wel een uur, zitten we in totale stilte en duisternis. Dan hervat een enkele stem het gezang en bezorgt me een golf van kippenvel over mijn hele lichaam.
Het licht van de enige nog brandende kaars komt in zicht en beweegt langzaam in mijn richting, naar de ingang. Met zijn hand beschermend om het kwetsbare vlammetje blijft de monnik staan in de deuropening. Dan volgen de andere monniken, elk met een kaars in de hand die wordt ontstoken door hun broeder bij de deur.
Steeds meer kaarsen branden als de monniken naar buiten stromen terwijl het gezang waarmee zij de wederopstanding vieren sterker wordt. Nu kan ik eindelijk doen waar ik voor gekomen ben. Ik stel mijn camera in en begin het door kaarsen en de maan verlichte tafereel vast te leggen. Dan klinkt het geluid van een semantron, een gebogen metalen plaat die ongeveer een meter lang is, waarop de monniken met hamers slaan om op te roepen tot gebed. Dan klinkt een bel, en nog een tot alle bellen en klokken van het klooster op vol volume een overdonderende polyritmische kakofonie van vreugde produceren.
Plotseling kan ik me voorstellen hoe deze zingende monniken in hun pijen worden omringd door fel geklede heidenen die dansen op de gecompliceerde ritmes van Stravinsky’s Sacre du Printemps. Met een enorme glimlach op mijn gezicht beweeg ik rond de monniken en bevries het tafereel in talloos vele megabytes.
Opnieuw verstrijken uren tot de viering om 4 uur ‘s morgens stopt en de monniken zich naar de eetzaal haasten met de schitterende fresco’s, om aan lange tafels hun vasten te breken. De tafels zijn gedekt met de oogst van het voorjaar: vers brood, gekookte eieren, gebakken vis, kaas, salades, groente, fruit en karaffen met wijn.
Terwijl een monnik staand voorleest uit een heiligenleven eten de monniken zwijgend, tot het lezen stopt. Dan staan ze op om terug te keren naar hun cellen en enkele uren te slapen tot de volgende kerkdienst begint.
Ik loop naar buiten en zoek naar Epiphanios die ons terug naar huis zal rijden in zijn Toyota Landcruiser, die nu nog minder op zijn plaats lijkt te zijn dan toen ik hem voor het eerst zag. “Ha!” roept hij uit als hij me ziet, en vervolgt in zijn zeer basale Engels: “Did you enjoy? How do you feel?”
Ik aarzel en probeer simpele woorden te vinden om hem over mijn eigen, seculiere epifanie te vertellen. Maar ik besef dat ik zelfs in vloeiend Grieks de spirituele kloof die ons scheidt niet zou kunnen overbruggen. Ik mompel een waarderende platitude en volg Epiphanios naar de auto.