In 2005 liet Luc Simonet vijftig paraplu’s maken met de tekst: wat een mooie regendag. Nu hebben twaalf landen in de wereld een Optimistenbond.
door Maria Groot
foto Francois de Heel
In de zomer van 2005 is de Brusselse advocaat Luc Simonet met zijn 18-jarige dochter en haar vriendin op vakantie in het Italiaanse Toscane. Op een dag doet de vriendin de deur open van het vakantiehuisje en roept: ‘Shit, het regent!’ ‘Je moet niet klagen over de regen,’ corrigeert Luc het meisje, ‘je moet zeggen; wat een mooie regendag! Sterker nog, ik vind dat we een paraplu moeten maken waarop we schrijven: wat een mooie regendag.’ Pff, zucht Luc’s dochter geïrriteerd. ‘Stop eens met flauwekul verzinnen. Ge moet uw ideeën uitvoeren.’
Terug in Brussel laat Luc meteen vijftig paraplu’s bedrukken. Hij deelt ze uit aan vrienden en kennissen. Kort daarna moet hij tijdens een golftoernooi in Utrecht een korte speech geven. ‘Ik had weinig inspiratie en begon over mijn paraplu’s te praten,’ vertelt Luc in zijn kantoor in de Brusselse gemeente Watermaal-Bosvoorde. De speech werd een pleidooi voor het optimisme. ‘Ik eindigde met: ik vind dat we een optimistenvereniging moeten oprichten. Tot mijn verbazing kreeg ik een daverend applaus.’ De daaropvolgende dag gaat Luc achter zijn computer zitten en begint te schrijven. Die tekst is twaalf jaar later nog steeds de beginselverklaring van de Optimistenbond van het Koninkrijk België.
Luc pakt een klein felroze boekje van de schouw. Hij slaat het open op de eerste pagina en begint voor te dragen, met de plechtige intonatie van een predikant: ‘Het optimisme is geen aangeboren aanleg voor geluk die ons zou vrijwaren van alle pijnlijke en droevige momenten in ons leven.’ Hij laat een korte stilte vallen. ‘Optimisme is een lering waarbij een mens, vanuit een bewuste beslissing, zichzelf vorm geeft. Het is een oefening in discipline en zelfkennis.’ Hij slaat het boekje dicht.
Wie denkt dat de Optimistenbond een vereniging voor vrolijke lolbroeken is, komt bedrogen uit. De club heeft een surrealistisch kantje, de leden noemen zich burgers van Optimistan, Staat van Bewustzijn. Maar het optimisme dat Luc verkondigt is een leer, een discipline, een opdracht waarvoor zelfs de grootste pessimist geen vrijbrief krijgt. Want optimisme is een keuze, volgens Luc. ‘Ik geloof dat ik meester ben over mijn geest. En daarom ben ik een vrije mens. Vanuit die vrijheid kan ik de beslissing nemen dat ik een optimist word. Je kan stoppen pessimist te zijn zoals je kan stoppen met roken. Van de ene dag op de andere. Ik zeg niet dat het gemakkelijk is. Zelf was ik nooit een pessimist, maar ik ken mensen die zich ervan hebben bevrijd.’
Daarmee doe je niet alleen jezelf een plezier. ‘Kent u pessimisten die goed ademen? Nee, toch.’ Maar de wereld heeft optimisten ook broodnodig, gelooft Luc. ‘Soms vragen mensen me hoe ik optimistisch kan zijn in deze tijd van overconsumptie, klimaatverandering of Trump. Dan antwoord ik altijd: het is juist vanwege deze tijden dat ik optimistisch ben.’ Zijn optimisme is een vorm van activisme, een bezielende kracht, een verantwoordelijkheidsgevoel om de wereld mooier, eerlijker en broederlijker te maken. ‘Het is de overtuiging dat we iets kunnen bijdragen, hoe klein ook.’ De grootste bedreiging komt dan ook niet van pessimisten, die vooral zichzelf pijnigen, maar van cynische mensen. ‘De cynici zijn vernielers. Zij vernielen de hoop, het enthousiasme en de ethiek.’
De Optimistenbond wil een ware culturele revolutie teweegbrengen. Dat klonk in 2005 misschien als een megalomaan idee van een zotte Belg, maar inmiddels ontvangen al 16.000 mensen elke maandag zijn ‘Bedenkingen voor een optimistische week’ in hun mailbox. Zelfs Mario Draghi, de president van de Europese Bank, zou erop geabonneerd zijn. Luc brengt daarin citaten van een bonte mix van mensen, van ex-minister Colin Powell tot filosoof Krishnamurti en vult ze aan met overpeinzingen bij actuele thema’s zoals milieuvervuiling. Daarnaast attendeert hij op activiteiten zoals filosofische lezingen en zangavonden van het Koor van Optimistan.
Wie niet in ‘het rijk der optimisten’ woont, zoals hij België vanwege haar rijkdom en culturele verscheidenheid noemt, hoeft niet te somberen. Inmiddels hebben twaalf landen in de wereld hun eigen Optimistenvereniging waaronder Nederland, Frankrijk, Benin en Monaco. Als het aan Luc ligt is dat nog maar het begin. ‘Afgelopen weekend kreeg ik telefoon van een Marokkaan die in zijn land een optimistenvereniging wil oprichten er is interesse vanuit Tanzania, Hong Kong en Portugal.’ De Brusselaar is constant aan het skypen om mensen over de hele wereld met elkaar in contact brengen.
Hij had in 2005 nooit gedacht dat dit zijn levenswerk zou worden, maar hij heeft sindsdien geen dag meer als advocaat gewerkt. Een alleenstaande moeder in een kleine flat zal misschien denken dat iemand die zich dat kan permitteren gemakkelijk praten heeft? ‘Als men zich met anderen vergelijkt is men altijd mis,’ antwoordt Luc nuchter. ‘Die mevrouw weet niet of ik misschien gezondsheidsproblemen heb, of reusachtige schulden.’ Toch trekt zijn vereniging meer welgestelde intellectuelen aan dan gewone arbeiders. ‘Ik heb mij de vraag gesteld waarom. Ik denk dat het concept een beetje abstract is en dat dat intellectuelen aantrekt. Maar laat het duidelijk zijn dat iedereen welkom is.’
De afgelopen jaren heeft Luc 5000 paraplu’s uitgedeeld. Na lang zoeken vindt hij nog een verfrommeld exemplaar in een aangrenzend vertrek. Hij klopt het stof eraf en zet hem in de hoek van de kamer. Het is droog vandaag. Gelukkig maar, want eigenlijk vind ik het wel lekker om te klagen over het weer, beken ik voordat ik vertrek. Luc lacht. ‘Als je het lekker vindt, is het al een beetje optimistisch!’