Schrijver op de vlucht – Kader Abdolah

(Regelmatig vraagt Reader’s Digest mensen om vanuit hun persoonlijker ervaring een opiniestuk te schrijven over een actueel onderwerp. In December 2015 schreef de Iraans-Nederlandse auteur Kader Abdolah voor ons over vluchten. De illustratie is van Jos Thomassen.)

De vlucht kende ik niet. Nu ik het ken, wil ik een geheim verklappen.

Toen ik nog in het vaderland woonde, durfde ik het land niet te verlaten; het kwam gewoonweg niet bij me op. 
Hoe kun je je land verlaten, dacht ik, en je doden achter laten?

Naast al die gedachten was ik bang voor iets anders. Ik dacht dat ik niet in staat was om een andere taal te leren, daar was ik zeker van. 
 Ik was bang dat ik mijn droom om schrijver te worden, niet meer zou kunnen realiseren.

Maar het leven maakte een scherpe bocht. Ik kon niet meer slapen. Een gedachte overheerste: je moet weg.

Van de een op de andere dag ging ik weg, alsof ik uit mijn eigen leven stapte.

In deze tekst hoef ik niet te vertellen waarom ik weg moest vluchten, daar heb ik in mijn boeken uitgebreid over geschreven. Kort samengevat: Ik vluchtte weg voor de ayatollahs. Bang dat ik gepakt zou worden en dat ze een beest van me zouden maken.

Van het bekende pad was ik nu op een totaal onbekende en bedreigende weg gezet.

De angst domineerde, ik keek een paar keer om, ik had nog een kans om terug te keren, maar ik vergiste me, terugkeer was niet mogelijk.

Een oosterse wijsheid leert: zet je voet op de weg dan zal de weg je zelf vertellen hoe je verder moet.

En toen was ik in Turkije, in Istanbul.

Naïef dacht ik dat ik de enige was die weggevlucht was, of een van de weinigen. Tot mijn schrik zag ik dat er zo’n miljoen jonge mensen uit Iran, Irak, Syrië en Afghanistan naar Turkije waren gevlucht om van daaruit verder te gaan.

Blijkbaar was er iets groots aan de hand, maar het drong slechts geleidelijk tot mij door.

Toen zag ik dat ik bij de eerste golven van een massa mensen behoorde die hun huizen verlaten hadden naar, ja naar wat? Naar een onzeker goud, naar een nieuwe identiteit, een nieuwe Ik.

schrijverVluchtelingen zijn geen avonturiers, ze zijn zich wel bewust van een uitputtende tocht waarbij ze de bedreiging van de dood en de kracht van de hoop zullen meemaken.

Ze zijn de mensen die honger hebben naar alles wat voor hen nieuw is, honger om de eerste bewoners van een beloofd land te kunnen zien.

Ze hebben dorst naar nieuwe taalklanken van de mensen naar wie het leven hen per geluk of ongeluk naar toe zal sturen.

Nee, ze zijn geen avonturiers maar vitale mensen die opnieuw willen beginnen. Ze zijn de mensheid, de mens zich zelve.

En ik heb goed nieuws: niemand, ik benadruk, niemand zal in staat zijn om ze tegen te houden.
 Europa is bejaard geworden, de tijden waarin op dit continent radioactiviteit uitgevonden werd, scheerapparaten bedacht werden, een telefoongesprek door een kabel mogelijk werd, aspirine op de markt werd gebracht , treinen op de rails werden gezet, tweewielers en auto’s gefabriceerd werden, zijn allemaal voorbij. Europeanen zijn niet meer in staat om met nieuwe geweldige uitvindingen te komen, zelfs niet in staat om iets als Twitter of Facebook te bedenken. Ze importeren ideeën uit Amerika en goederen uit China. Er is haast geen Europeaan die zelfs in zijn verbeelding op Mars durft te lopen.

Europa heeft de bijstand van de jonge getalenteerde krachten van buiten nodig om overeind te blijven. Angela Merkel is niet gek geworden als ze roept: ‘Ik heb plaats voor een miljoen immigranten dit jaar.’

Ik die ooit dacht dat ik niet in staat was om een nieuwe taal te leren, heb tot nu toe zo’n achttien boeken in het Nederlands geschreven. Duizenden andere vreemdelingen, deden op hun eigen manier en met hun eigen talent hetzelfde.

Hoe kan dat? Ik weet het. Het is een bekroning voor hen die hun huizen, hun thuis durven te verlaten, bereid zijn om alles op het spel te zetten, alles te verliezen voor een nieuw thuis, voor een nieuwe taal.

Maar eenvoudig is het niet. Europa, en in mijn geval Nederland, zal veel problemen hebben met die duizenden die er zijn en de duizenden die nog zullen komen.

Ik ben niet naïef om te zeggen ‘open de grenzen en klap in je handen voor hen’. Ze wekken angst als ze opeens met honderden in een rustig dorp terecht te komen. Maar ik heb een remedie uitgevonden om je angsten te bezweren: ‘Wees niet bang voor je gevoelens, uit je mening!’

De samenleving is zoals hij is en wordt zoals hij wordt. Maar blijf je mening uiten.

Schaam je niet als je ze niet hier wilt hebben. Het zijn oprechte menselijke gevoelens. Roep dan met alle kracht ‘Nederland is vol’. En doe alles om hen tegen te houden.

Dus uit je mening, maar zonder haat en afkeer. Want wie uit haat spreekt, vergiftigt eerst zijn eigen lichaam en dan de lichamen van zijn eigen kinderen. 
Tegelijkertijd roep ik: ‘Immigrant! Het is jouw plicht om te komen, zet alles op alles om de grenzen over te steken.’

Door deze confrontaties zal er een nieuwe samenleving tot stand komen met een nieuwe identiteit.

Wie me nog niet gelooft mag een dagje reizen naar Rotterdam of Den Haag.

En als u de toekomst echt onder uw ogen wilt zien, ga even langs de Technische Universiteit van Delft, of naar de universiteit van Leiden. En kijk naar de samenstelling van de studenten.

Tot slot richt ik me nog een keer tot hen die het land binnen komen: ‘Immigrant!

Je moet tien keer harder werken dan de oorspronkelijke bewoners van dit land. Want voordat je kwam, hadden anderen deze wegen, auto’s, huizen, kanalen en bruggen gemaakt.

Hier een onderdak, hier een koe, maak er goud van.”

_____________________________________________
Kader Abdolah (1954) studeerde in 1977 af als natuurkundige aan de universiteit van Teheran. In 1988 vluchtte hij naar Nederland. Hij schreef sindsdien 18 romans en talloze columns en stukken in het Nederlands. Zijn bestseller Het Huis van de Moskee (2005) werd in 20 talen vertaald. Dit artikel schreef hij in december 2015 op uitnodiging van Reader’s Digest in het kader van onze themaserie over vluchtelingen.