Vastgeklemd onder een enorm rotsblok had een bergwandelaar de keuze: in paniek raken of volhouden. Hij deed beide
Nick Hune-Brown
DE Inyo Mountains staken puntig en stoffig af tegen de egaal blauwe lucht toen Kevin DePaolo (26) en Josh Nelson (38) op weg gingen door de woestijn.
Dit deel van Oost-Californië was DePaolo’s lievelingsgebied in de VS en dat wilde wat zeggen, want hij kende bijna iedere vierkante centimeter van het land. De in New York geboren DePaolo, een sterke, pezige vent met blond haar tot op zijn schouders, ging na zijn middelbare school een avontuurlijk leven leiden, hunkerend naar levenservaring. Sinds een paar jaar leefde hij als nomade, in een versierde bus die hij Vanessa had gedoopt. Hij had overal losse baantjes en werkte vanuit zijn bus als data-analist op afstand. Hij was in Alaska geweest en in Florida, en in alle staten daartussenin. Maar met Californië, waar je de spanning en opwinding van het buitenleven tussen de rotsen vond, samen met een soort eenzaamheid, had hij een bijzondere band.
Die aantrekkingskracht had deels te maken met de vrienden die hij daar had gemaakt, en met name Josh Nelson. Ze hadden elkaar een paar jaar eerder ontmoet in een koffietent in de stad Bishop en voelden meteen een band. Nelson trof in DePaolo een gelijkgestemde ziel, iemand die ‘al het avontuur omarmde dat hij kon vinden’. Op zijn beurt had DePaolo in Nelson een oudere broer gevonden – die hem van alles leerde, van rotsklimmen tot plekken zoeken in de bergen waar hij kristalafzettingen kon vinden.
Die ochtend, in december 2023, was DePaolo terug in Bishop. Hij had een perfecte plek gevonden om kristallen en mineralen te zoeken en wilde Nelson zijn ontdekking laten zien.
Nelson voelde zich niet topfit want hij was net hersteld van een verkoudheid, dus DePaolo droeg de meeste spullen – schoppen, pikhouwelen – terwijl ze door zanderige geulen ploeterden en over rotsen klauterden. Na ongeveer anderhalf uur kwamen ze bij een plek op een rotsige helling. Het was precies zoals DePaolo die had omschreven – een afzetting van bijzondere stenen onder het zand, vlak voor een paar enorme rotsblokken.
De twee vrienden zaten bijna twee uur lang naast elkaar lekker in het zand te graven en stenen in allerlei vormen en groottes naar boven te halen. Om ongeveer 3 uur ging Nelson een stukje opzij om uit te rusten en te genieten van het mooie weer. DePaolo bleef geknield doorwerken en met een kleine schraper graven in het grote gat dat ze in het zand hadden gemaakt. Het rotsblok het dichtst bij hem lag een stukje boven hem op de helling, maar het zag eruit alsof het daar al duizenden jaren had gelegen en niet van plan was binnenkort weg te gaan. Maar daar had hij het mis. Het evenwicht dat de enorme steen door de jaren heen had gevonden werd langzaam, zandkorrel voor zandkorrel ondermijnd, terwijl DePaolo bleef schrapen.
Hij ging even rechtop zitten en draaide zich om om op adem te komen, toen hij Nelson hoorde schreeuwen: “Kevo, kijk uit!”
DePaolo draaide zich weer om en op dat moment denderde het rotsblok op hem af als een op hol geslagen vrachtwagen en drukte zijn benen in het zand.
DePaolo zat nu tot aan zijn dijen vastgeklemd en schreeuwde het uit van de pijn; Nelson greep het pikhouweel en wrikte het tussen de rots en de grond om te voorkomen dat hij nog verder zou rollen. De pijn was onbeschrijflijk en leek kortsluiting in zijn hoofd te veroorzaken – de wereld werd onwezenlijk, als in een droom, en de adrenaline gutste door zijn aderen.
Kom ik echt zo aan mijn einde? vroeg hij zich af. Hij keek naar Nelsons gezicht en zag een angst waardoor hij het beetje zelfbeheersing dat hij nog had verloor.
“Je moet dit ding van me afhalen man!” schreeuwde hij.
“Dat probeer ik ook, dat probeer ik ook!” zei Nelson.
Het was een enorm rotsblok, het woog zeker 2500 tot 4500 kilo en Nelson was ermee in gevecht. Hij duwde drie keer uit alle macht tegen het pikhouweel en de derde keer wist hij de rots een klein beetje van zijn plaats te krijgen. Het was net genoeg – DePaolo voelde dat zijn linkerbeen – gevoelloos en slap – bijna vrij was. Het zat alleen nog vast met de stof van zijn broek. Hij pakte de schraper en scheurde zijn broek los, zodat hij zijn been onder de rots vandaan kon trekken.
Nu hij één been los had, kon hij zijn lichaam uit de baan van het rotsblok draaien, voor het geval het nog verder naar beneden zou rollen. Zijn rechter been zat echter muurvast en zijn linkerbeen lag helemaal open, de huid was eraf van de achterkant van zijn dijbeen tot aan zijn lies; de spieren en aderen lagen te glinsteren in het zonlicht, het was misselijkmakend om te zien.
Nelson, een ervaren klimmer, had wel vaker noodsituaties meegemaakt, maar zoiets had hij nog nooit gezien. Hij zag dat de liesslagader van zijn vriend beschadigd was, het bloed stroomde eruit. Hij was doodsbang dat DePaolo zou doodbloeden. Nelson wikkelde zijn shirt en zijn trui om het been en drukte er stevig op. Toen pakte hij zijn telefoon en hoewel ze middenin de wildernis waren, had hij wonder boven wonder bereik. Hij belde het alarmnummer 911 en zei tegen de centralist waar ze waren. Die zei via de luidspreker tegen DePaolo dat hij vooral kalm moest blijven.
Nelson begon onder het rotsblok te graven, in de hoop dat hij het genoeg van zijn plaats kon krijgen om zijn vriend te bevrijden. Maar DePaolo voelde dat de rots bewoog en nog harder op zijn been drukte. De centralist schreeuwde dat Nelson moest stoppen met graven. DePaolo kon onmogelijk vrij komen. Het enige wat erop zat was wachten en hopen dat een reddingsteam hen kon bereiken.
DePaolo bleef zijn vriend vragen: “Ga ik hier dood?”
Nelson schudde zijn hoofd. “Je gaat niet dood, jongen.” Hij wist zelf niet of hij overtuigend klonk. Hij wist niet eens of hij het zelf geloofde. Maar hij wist dat hij kalm moest blijven, omdat dat de enige manier was waarop zijn vriend hier levend vandaan zou komen.
Korporaal Victor Lawson van het Inyo County Sheriff’s Office had eigenlijk een vrije dag. Maar als je coördinator bent van de reddingsdiensten in een deel van het land waar bergwandelaars en bergbeklimmers vaak in de problemen komen, is een vrije dag nooit gegarandeerd. Lawson, zelf een ervaren klimmer, staat aan het hoofd van een team van zeer bekwame vrijwilligers, van wie velen iedere vrije minuut in de bergen zijn, en die hun ervaring en vaardigheden nuttig willen maken.
Toen hij werd gebeld door de centralist, sprong hij achter zijn computer om met zijn kaartsoftware de locatie van het tweetal te bepalen. Ze waren kilometers ver van de dichtstbijzijnde weg, dat was voor zijn reddingsteam veel te ver om DePaolo te dragen. Hij zou moeten worden weggehaald met een helikopter.
Het Inyo County Sheriff’s Office heeft zelf geen helikopter, maar heeft goede relaties met organisaties in de buurt die er wel een hebben. Lawson belde eerst het Naval Air Weapons Station China Lake, maar hij had pech: hun helikopter was die dag in reparatie. Ook de California Highway Patrol kon hem niet helpen – een uitzonderlijke situatie.
Lawson liet zijn reddingsteam weten dat ze hem moesten treffen bij de Posse Hut – een garage waar hun uitrusting ligt opgeslagen en waar ze hun reddingsacties plannen. Onderweg pijnigde hij zijn hersens. Het was nu kwart over 3, maar hartje winter en het zou niet lang meer licht blijven. Wie was er nog meer in de buurt die met een helikopter de bergen in kon vliegen om iemand in het donker omhoog te hijsen? Een reddingsactie zou hoe dan ook uren kosten en Nelson en DePaolo waren kilometers van de weg, in steil, rotsachtig gebied dat moeilijk te bereiken was. En de centralist was duidelijk geweest: DePaolo moest snel hulp krijgen, anders zou hij het niet halen.
Op de berghelling verstreken de uren langzaam. De rots had niet alleen DePaolo geraakt, maar ook bijna hun hele watervoorraad verpletterd. Daarom hadden ze nu nog maar één beker water, waar ze heel spaarzaam van dronken.
DePaolo was afwisselend kalm en volkomen in paniek. De twee mannen zaten soms minutenlang zwijgend bij elkaar, waarbij DePaolo luisterde naar de wind en probeerde zichzelf in een zen-achtige toestand te brengen, maar dan drong de werkelijkheid weer tot hem door en schreeuwde hij het uit.
Nelson liep af en toe een paar passen bij hem vandaan om met de centralist te overleggen, maar elke keer als hij uit het zicht verdween, begon DePaolo tegen zijn vriend te roepen dat hij terug moest komen. Op een bepaald moment vroeg hij Nelson hem een hand te geven. Hij kneep er zo hard mogelijk in en toen beet hij – het krankzinnige gedrag van iemand die verschrikkelijke pijn heeft.
Om ongeveer half 5 ’s middags, toen de zon begon onder te gaan, hoorden ze in de verte het geluid van een helikopter. Het kwam dichterbij en al gauw zagen ze een zoeklicht over hen heen glijden. DePaolo’s hart maakte een sprongetje. Ze komen me redden, dacht hij.
Het was een helikopter van de centrale afdeling van de California Highway Patrol, die Lawson hadden gebeld om te zeggen dat zij konden helpen. Ze maakten een verkenningsvlucht over het gebied, zagen de twee mannen en vlogen toen naar het begin van het pad, waar ze leden van het reddingsteam zouden oppikken, die nog met de auto onderweg waren.
Maar dat wisten de twee mannen allemaal niet toen ze de helikopter zagen rondcirkelen en weer wegvliegen, zodat zij opnieuw alleen waren met de stilte. Voor DePaolo voelde het of zijn kans op redding achter de heuvels was verdwenen.
In deze streken komt de nacht in december snel en in de woestijn kan de temperatuur enorm wisselen. Toen de zon onder was, daalde de temperatuur bijna tot het vriespunt. DePaolo begon te rillen en iedere trilling betekende een ondraaglijke pijnscheut door zijn hele lichaam. Nelson pakte alle kleding uit zijn rugzak – regenkleding en truien – en legde die allemaal over zijn vriend heen. Toen verzamelde hij takken en maakte een vuurtje, dat hij gaande hield terwijl ze zaten te wachten onder de zwarte, sterrenloze hemel.
DePaolo concentreerde zich op de gloed van het vuur, het was een lichtje in de oneindige duisternis. Op een goed moment vroeg hij Nelson om zijn moeder te bellen. Als hij zou sterven, wilde hij haar nog één keer spreken. Nelson weigerde. “Zolang ik er ben, ga jij niet dood”, zei hij.
Om ongeveer 8 uur ’s avonds, vijf uur nadat de rots naar beneden was gekomen, keek DePaolo naar de heuvels en zag in de verte de lichtjes van de hoofdlampen van het reddingsteam dat naar hen toe kwam.
De eerste groep redders kwam te voet; ze waren met de auto zo dichtbij gekomen als mogelijk en waren toen gaan lopen. Ze hadden enorme rugzakken met zwaar gereedschap en hun tocht over de steile hellingen was in het donker levensgevaarlijk. Bij iedere heuvel stonden ze weer voor de vraag: proberen we tussen de enorme rotsblokken door te laveren, of ploeteren we door het mulle zand?
Een paar minuten later arriveerde de tweede groep reddingswerkers, die waren opgehaald door de helikopter. De piloot had alleen een landingsplek kunnen vinden op anderhalve kilometer van DePaolo en Nelson, dus die groep kwam van tegengestelde richting, maar over net zo moeilijk begaanbaar terrein.
Toen DePaolo zijn redders zag, kon hij eindelijk ontspannen, al was het maar een beetje. Ze inventariseerden de situatie. Een verpleegkundige controleerde DePaolo’s vitale organen en zette een zuurstofmeter op zijn vinger. Ondanks de verschrikkelijke verwondingen aan zijn benen was hij stabiel. De geïmproviseerde eerste hulp die Nelson had verleend had zin gehad.
Ondertussen had de andere groep redders hun eigen taak. Een van hen zette een Hi-Lift krik, die wordt gebruikt om terreinwagens op te tillen, onder de rots. Anderen boorden een gat in de rots en sloegen er een pen met een ring in; die maakten ze met een karabijnhaak vast aan een spanband met een ratel die werd vastgemaakt aan een groot rotsblok iets lager op de heuvel.
Terwijl twee anderen DePaolo vasthielden bij zijn oksels, werd het rotsblok met behulp van de krik en de spanband langzaam omhoog getrokken, zodat zijn been vrij kwam. Hij kon voelen dat de druk minder werd en zag hoe de rots langzaam omhoog kwam. Hij was verbaasd, maar vreesde ook dat de rots hem bij één verkeerde manoeuvre alsnog zou verpletteren. De redders trokken voorzichtig aan zijn oksels om hem te bevrijden, maar zijn enkel zat nog steeds vast.
“Is je voet los?” vroegen ze. “Nee, nee!” schreeuwde DePaolo. Eindelijk, bij de derde poging – nadat hij vijf en een half uur had vastgezeten – lukte het om zijn been onder de rots uit te trekken.
De redders legden hem op een lichte brancard en daar lag hij, nog steeds met hevige pijn. Hij besefte dat hij nooit had nagedacht over wat er na zijn redding zou gebeuren. Hij had zich voorgesteld dat als hij eenmaal onder de rots uit was, alles weer in orde zou zijn. Maar niets was minder waar.
De reddingswerkers verbonden zijn wonden en probeerden hem zo makkelijk mogelijk te laten liggen. Toen hadden ze nog meer slecht nieuws: het was te gevaarlijk om hem in het donker van de rots te halen. Ze zouden hier de nacht door moeten brengen.
Maar in de Posse Hut had Victor Lawson de hoop nog niet opgegeven om DePaolo die nacht nog van de berg te krijgen. Een helikopter was de beste mogelijkheid, maar de bemanning die de reddingswerkers had gebracht, was niet opgeleid voor een nachtelijke redding op grote hoogte en dat gold ook voor andere helikopterpiloten die hij had gebeld. Maar hij had ook gebeld met het California Governor’s Office of Emergency Services. Die hadden op hun beurt gebeld met het Naval Air Station Leemore, zo’n 160 kilometer ver. De helikopterbemanning van die basis durfde de gevaarlijke actie wel aan.
Kort na middernacht hoorde DePaolo opnieuw het lawaai van helikopterwieken. Het toestel hing boven hen, door de luchtstroom van de wieken werd DePaolo bedolven onder steentjes en stof. En toen, het leek wel een filmscène, zakte er een verpleegkundige van de Navy aan een touw uit de hemel naar beneden.
“Ik ga je aan mijzelf vastmaken en dan gaan we recht omhoog de lucht in”, schreeuwde hij boven het geraas van de helikopter uit. Alsof het niets was, klikte hij DePaolo’s brancard vast aan zijn harnas en gingen de twee mannen de lucht in. DePaolo lag op zijn rug heen en weer te schommelen terwijl ze drie meter, zes meter, negen meter, twaalf meter de lucht in gingen.
Voordat hij tijd had om in paniek te raken, haalde de helikopterbemanning hem naar binnen. En toen vertrok hij, terwijl de helikopter wegdraaide over de bergen, naar het ziekenhuis in
Fresno. Daar hadden de artsen goed en slecht nieuws voor hem. Het slechte nieuws was dat zijn bekken op twee plaatsen was gebroken. In zijn been zat veel afgestorven weefsel dat moest worden verwijderd. En zijn liesslagader was zo zwaar beschadigd dat er een spoedoperatie nodig was. Het goede nieuws: ze hadden goede hoop dat hij zou herstellen.
De eerste operatie vergde ettelijke uren en in de maanden daarna volgden nog negen ingrepen – om dood weefsel te verwijderen, het verband voor de vacuümtherapie te verwisselen en huid te transplanteren. De revalidatie kostte ook maanden, maar DePaolo’s wonden genazen en de artsen verwachtten volledig herstel. Nu de toekomst er beter uitzag, dacht hij niet zozeer met angstgevoelens terug aan die dag, maar met diepe dankbaarheid. Hij dacht aan zijn vriend Josh Nelson; na zijn ongeluk belden ze bijna iedere dag met elkaar.
“Ik zei dat ik van hem hou, dat ik hem zo dankbaar ben”, zegt DePaolo. Hij dacht aan het bekwame, volhardende reddingsteam, aan de helikopterpiloot, aan de artsen en verpleegkundigen, al die mensen die hun kennis en vaardigheden hadden ingezet om hem te redden toen hij zichzelf niet kon redden.
Hij was hen niet alleen dankbaar – hij wilde hen ook tot voorbeeld nemen. Toen hij als jonge twintiger door het land trok, op zoek naar avontuur, was hij ook op zoek geweest naar iets anders. “Ik zocht een doel in mijn leven”, zegt hij. Nu wist hij dat hij iets terug wilde geven, net als zij. Misschien als brandweerman? Als ambulanceverpleegkundige? Hij wist het nog niet precies, maar de weg die hij wilde bewandelen leek duidelijker dan ooit. Maar voor hij daarmee kon beginnen moest hij herstellen, lichamelijk en geestelijk. Hij zou langzaam gaan, maar hij zou volhouden.